Over deze tentoonstelling
De voormalige kunstenaar-in-residentie Ben Cain stelt tijdens de zomer een grote installatie voor op de 1ste verdieping van het centrum.
In bepaalde zin is hier niets te zien, behalve de mechanismes en het gereedschap - de middelen of omstandigheden - van het creatieproces. Met deze nieuwe environment werkt Ben Cain zijn recente interesses verder uit: de relaties tussen creëren en kijken, door een interval te scheppen tussen het actuele en het virtuele. De term 'toeschouwer' staat centraal maar toch is in dit geval 'kijken' misschien niet de enige vorm van beleven. Alhoewel men historische gebeurtenissen kan herkennen, toch is de werkruimte hier opgebouwd een plaats die zichzelf maakt, eerder dan een beeld van de wereld. Het werk biedt een direkte fysische ervaring, niettemin vindt een groot deel van het werk ergens anders plaats.
De organisatie van de objecten en de ruimte suggereert een samengaan van de lege tentoonstellingruimte met het private en 'in progress' karakter van het bouwterrein. Het centrale interessepunt is het werk, de operatieve of productieve activiteit, niet de 'labeur' (het gaat niet om werk dat samenvalt met de vergelijking 'middelen-doel' dat door de band een perfect kwantificeerbaar resultaat oplevert). Als er al sprake is van een 'input' en een 'output' dan is de input hier het werk van de toeschouwer, en verwijst de term output naar enigmatische en efemere verschijningen. Terwijl het publiek betrokken wordt in het ontwikkelings- en actualisatieproces van de vormen, krijgt het ook een plaats buiten de actie waarin het de objecten en scènes kan zien alsof het een etnografische vooruitblik op het actieve leven biedt, in een ongedefinieerd heden, voorgesteld in een anoniem museum.
Het gaat er in The Making of the Means niet om de neergang of het verlies van de grote industrie te betreuren. Een sleutelelement in het werk is het denken aan het doen te linken; de fysische ervaring te verbinden aan het virtuele procédé van de verbeelding; objecten en materialen te verbinden met woorden en plannen. Enkele van de gesprekken worden onder de vorm van affiches verspreid in de ruimte. Ze spreken over het verschijnen van beelden en objecten, het door elkaar halen van lezen en realiseren.
The Making of the Means bestaat uit een betegelde vloer, geverfde muren, dansers, muzikanten en gesprekken. De steeds terugkerende tekens en vormen (slingers linten, ornamenten) en choreografische bewegingen en woorden mogen dan wel met zekerheid gebracht worden, toch wordt dit zelfvertrouwen getest en in vraag gesteld door de herhalingen en oefeningen in de ruimte. Door het virtuele en het reële te vergelijken creëert The Making of the Means een scène, binnen het domein van het actuele, dat op sommige momenten een podium wordt waarop je datgene kan grijpen wat nog moet gevormd worden.
In bepaalde zin is hier niets te zien, behalve de mechanismes en het gereedschap - de middelen of omstandigheden - van het creatieproces. Met deze nieuwe environment werkt Ben Cain zijn recente interesses verder uit: de relaties tussen creëren en kijken, door een interval te scheppen tussen het actuele en het virtuele. De term 'toeschouwer' staat centraal maar toch is in dit geval 'kijken' misschien niet de enige vorm van beleven. Alhoewel men historische gebeurtenissen kan herkennen, toch is de werkruimte hier opgebouwd een plaats die zichzelf maakt, eerder dan een beeld van de wereld. Het werk biedt een direkte fysische ervaring, niettemin vindt een groot deel van het werk ergens anders plaats.
De organisatie van de objecten en de ruimte suggereert een samengaan van de lege tentoonstellingruimte met het private en 'in progress' karakter van het bouwterrein. Het centrale interessepunt is het werk, de operatieve of productieve activiteit, niet de 'labeur' (het gaat niet om werk dat samenvalt met de vergelijking 'middelen-doel' dat door de band een perfect kwantificeerbaar resultaat oplevert). Als er al sprake is van een 'input' en een 'output' dan is de input hier het werk van de toeschouwer, en verwijst de term output naar enigmatische en efemere verschijningen. Terwijl het publiek betrokken wordt in het ontwikkelings- en actualisatieproces van de vormen, krijgt het ook een plaats buiten de actie waarin het de objecten en scènes kan zien alsof het een etnografische vooruitblik op het actieve leven biedt, in een ongedefinieerd heden, voorgesteld in een anoniem museum.
Het gaat er in The Making of the Means niet om de neergang of het verlies van de grote industrie te betreuren. Een sleutelelement in het werk is het denken aan het doen te linken; de fysische ervaring te verbinden aan het virtuele procédé van de verbeelding; objecten en materialen te verbinden met woorden en plannen. Enkele van de gesprekken worden onder de vorm van affiches verspreid in de ruimte. Ze spreken over het verschijnen van beelden en objecten, het door elkaar halen van lezen en realiseren.
The Making of the Means bestaat uit een betegelde vloer, geverfde muren, dansers, muzikanten en gesprekken. De steeds terugkerende tekens en vormen (slingers linten, ornamenten) en choreografische bewegingen en woorden mogen dan wel met zekerheid gebracht worden, toch wordt dit zelfvertrouwen getest en in vraag gesteld door de herhalingen en oefeningen in de ruimte. Door het virtuele en het reële te vergelijken creëert The Making of the Means een scène, binnen het domein van het actuele, dat op sommige momenten een podium wordt waarop je datgene kan grijpen wat nog moet gevormd worden.